Waarom natuur in Lanaken belangrijk is!
In het boek onderzoekt hij het karakter van en de wijze waarop menselijke activiteiten bijdroegen aan de toenmalige fysische staat van de Aarde.
Zo’n 150 jaar geleden, in 1867, verscheen er een indrukwekkend boek van de hand van de Amerikaan George P. March, een man die in Europa haast niet meer gekend is. Zijn boek ‘Man and Nature’ kreeg internationaal veel minder aandacht dan het werk van Darwin, maar voor de geschiedenis van de aardse ecologische systemen is het daarom niet minder belangrijk geweest. Met dit boek liep March op zijn tijd vooruit. In het boek onderzoekt hij het karakter van en de wijze waarop menselijke activiteiten bijdroegen aan de toenmalige fysische staat van de Aarde. Hij wilde de gevaren aantonen van het onvoorzichtig omgaan met de natuur en hij zag de noodzaak in om doordacht te werk te gaan bij alle grootschalige projecten waar er ingegrepen wordt in natuurlijke leefomgevingen. March waarschuwde dat waneer natuurlijke hulpbronnen niet worden hersteld en beschermd, de mens uiteindelijk zichzelf en de Aarde zal vernietigen.
March wees er toentertijd al op dat het herstellen van verstoorde leefomgevingen erg belangrijk is en dat afval beter kan vermeden worden. Lang voor moderne wetenschappers dit deden, schetste hij in zijn boek de geschiedenis van de problematische omgang van de mensheid met zijn natuurlijke leefomgeving. Van duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen was er volgens March tijdens die geschiedenis weinig sprake geweest.
Honderdvijftig jaar na de geschiedenislessen van March zijn de aardse ecologische systemen erg kwetsbaar geworden. De bekommernissen over de wijze waarop de mensheid met zijn natuurlijke omgeving omspringt en natuurlijke hulpbronnen gebruikt, namen in modernere tijden zowel in hevigheid als in frequentie toe nadat een aantal wetenschappers samen met enkele industriëlen in 1968 een denktank oprichten onder de naam De Club van Rome. De Club van Rome was de eerste denktank die in recentere tijden kritisch nadacht over de vraag hoe de wereldse systemen functioneren en ze vragen zich nog steeds en terecht af of er sprake is van een uitputtingsproblematiek van de Aarde. De belangrijkste vraag die zich volgens hen opdringt is: ”Hoelang kan de globale economie blijven groeien, vooraleer ze tegen de Aarde haar biofysische grenzen aanbotst?” Wanneer zakt het aardse ecosysteem onder druk van een exponentieel groeiende globale productie van goederen en diensten als een pudding in mekaar? De pudding staat volgens een toenemende wetenschappelijke consensus inmiddels zo goed als op inzakken. In 2012 schreef professor in klimaat -en milieuwetenschappen Jörgen Randers het essay ‘2052-A global forecast for the next forty years ‘. Hij ziet in zijn glazen bol geen al te positieve ontwikkelingen op milieu- en klimaatvlak de komende 40 jaar. We gaan veel te traag in de richting van een groene economie, meent hij, simpelweg omdat onvoldoende mensen, overheden of bedrijven tot op heden geld spendeerden aan economische processen, producten of diensten die toelaten dat we ons daadwerkelijk duurzaam ontwikkelen en die uiteindelijk moeten eindigen in een ‘groene economie’. Investeringen om die evolutie te versnellen zijn nochtans broodnodig.
De wereldse natuur wordt echter nog steeds bedreigd door economische processen die ingegeven worden door eigenbelang. Daarom is het zo belangrijk dat we ons om onze eigen natuurrijkdommen bekommeren en er ook voldoende geld in investeren. De Lanakense natuur moeten we koesteren en de gemeentelijke gierigheid ten aanzien van de budgetten die men aan natuur besteedde, was in het verleden ongehoord of ongezien. Natuur werd door een meerderheid van politici uit alle partijen stiefmoederlijk behandeld, enkel de ‘groenen’ dachten er anders over. De Vallei van de Ziepbeek behoort bijvoorbeeld tot de meest waardevolle natuur van Vlaanderen en bij uitbreiding van de lage landen en dankzij de partij Groen werd de biodiversiteit in het gebied extra ondersteund in samenwerking met het Agentschap voor Natuur en Bos. De vzw Landschap, die op de bres staat voor een rijke natuur in Vlaanderen, roemt het gebied van de Vallei van de Ziepbeek en schreven onlangs nog het volgende op hun site:
“Een flink deel van het terrein bestaat uit vochtige heide met gewone dophei, pijpenstrootje en heel veel gagel. Elk jaar worden delen van de natte heide gemaaid om de vroegere soortenrijkdom te herstellen. Waar gemaaid en geplagd is, wordt de hoge, monotone vegetatie doorbroken om plaats te maken voor een prachtige plantengemeenschap met veel beenbreek, witte en bruine snavelbies, heidekartelblad, liggende vleugeltjesbloem, veenpluis, moeraswolfsklauw, kleine en ronde zonnedauw, veenmossen en opvallend veel klokjesgentianen en tormentil. De inspanningen van het natuurbeheer worden hier rijkelijk beloond! In de Ziepbeekvallei groeien ook twee zeldzame orchideeën: de veenorchis en de tengere heideorchis.” “ Moet er nog zand zijn”, riep ooit de overleden sportverslaggever Rik De Saedeleer.